Over Lezen

Dit essay las ik voor als inleiding voor het ‘Leesfeest’ dat ik met Yuki Kho organiseerde in het Volkshotel in Amsterdam, als staartje van de Boekenweek ‘24. 
Lezen. “De hectische loopbaan van de ogen”, noemde Marcel Proust het. Een rommelig, optisch proces. Terwijl we liggend of zittend een boek te hand nemen, springt het oog rond over de pagina als een “als een duif op zoek naar broodkruimels”, aldus Georges Perec. Onze stem volgt het oog geruisloos. We horen de woorden, maar spreken ze niet uit. Althans, dat is hoe we nu gewend zijn te lezen. Alleen, in stilte. Een relatief nieuwe vorm van lezen. Eeuwenlang werd stillezen beschouwd als een teken van excentriciteit: lezen was bij uitstek een sociale aangelegenheid, iets dat openlijk gedeeld werd met de mensen om je heen.

Wie las, las hardop.

Zo beschreef de Griekse filosoof en historicus Plutarchus hoe, in 330 voor Christus, Alexander de Grote zonder iets te zeggen een brief van zijn moeder las in het bijzijn van zijn soldaten, die door dit vreemde schouwspel in een staat van uiterste verwarring werden gebracht. Zeshonderd jaar later zag de kerkvader Augustinus van Hippo hoe de Milanese bisschop Ambrosius in zijn cel een manuscript overpeinsde. Augustinus was verbaasd over de eigenaardige techniek van de oude man: “Als hij las gingen zijn ogen over de bladzijden en speurde zijn hart naar de betekenis, maar zijn stem en zijn tong bleven stil.” 

Voor Plutarch en Augustinus was het gesproken woord onlosmakelijk verbonden met de tekst. Schrijven was een hulpmiddel om vloeibare gedachten en spraak te kristalliseren, zodat het door anderen opnieuw gedacht en uitgesproken kon worden. In stilte lezen was ongehoord omdat een tekst pas echt tot leven kon komen door middel van de menselijke stem. Het geschrevene bestond bij gratie van een universele orale traditie, waarin verhalen steeds opnieuw verteld werden, wat Salman Rushdie het “vloeibaar tapijt” van de vertelling noemt. Het woord ging van mond op mond, niet van tekst op tekst.
Marilyn Monroe die James Joyce’s Ulysses leest
Long Island, N.Y., 1955
Eve Arnold, Magnum Photos

Het is niet helemaal duidelijk wanneer we in stilte gingen lezen, daar is nogal wat onenigheid over in de academische wereld, maar het heeft waarschijnlijk iets te maken de uitvinding van de boekdrukkunst halverwege de 15de eeuw, waardoor de geletterdheid langzaam op gang kwam en er een heuse Europese boekenmarkt ontstond. Tot 1750 hadden mensen die konden lezen maar een paar boeken, waaronder de Bijbel, die ze hun leven lang bleven lezen en herlezen. Rond 1800 kwamen daar kranten en tijdschriften bij, en aan het eind van de 19e eeuw werd het steeds gangbaarder om romans in huis te hebben. 

Omdat mensen steeds vaker in dezelfde ruimte hun eigen leesvoer in de hand hadden, werd het ongepast om hardop te blijven lezen. Lezen werd die asociale bezigheid voor de introverte mens, die op haar eigen voorwaarden, en in haar eigen tempo, een onbeperkte relatie aan kon gaan met het geschreven woord. De woorden hoefden niet langer de tijd in beslag te nemen die nodig was om ze uit te kunnen spreken. Ze konden vrij rondzweven in de innerlijke ruimte van de lezer, die op haar gemak de taal kon inspecteren, vervormen, of vermijden. De tekst, afgeschermd voor vreemde ogen door de kaft, werd het intieme bezit van de lezer, of ze zich nu in een cafe, de tram of huis bevond.

Sceptici van het stillezen dachten dat het dagdromers zou aantrekken en de zonde van de luiheid zou verspreiden. En erger nog: het zou mensen laten nadenken zonder religieuze begeleiding of censuur. Stillezen werd zo populair dat mensen zich zorgen maakten dat vooral vrouwen, die alleen in bed lazen, geneigd waren tot gevaarlijke gedachten en verlangens. En ze hadden gelijk: lezen geeft een geheim soort plezier, een genot dat je het beste ‘s nachts kunt beleven. De ideale insomnia, waarin de wereld klein wordt en andermans woorden zo groots dat ze je volledig opslokken, zonder dat iemand het doorheeft.
‘De romanlezeres’
Vincent van Gogh
1888
Vandaag zijn we hier samen gekomen om te lezen, in gedeelde stilte. Onderweg hiernaartoe stelde ik me voor hoe het geweest zou zijn als iedereen zijn of haar boek te hand zou nemen, en hardop zou lezen. Hoe de kakofonie van stemmen plots de zaal zou overnemen. Ik hoorde de verscheidenheid aan intonaties, klanken, talen, zag de vele werelden die tegelijkertijd voor ons geopend zouden worden, hoe ze in elkaar over zouden vloeien en ons uiteindelijk tot waanzin zouden drijven. Tot zover dat gedachte-experiment. 

Ook overwoog ik om niet mijn eigen, maar andermans woorden voor te lezen, zoals de naamloze lezers die door de eeuwen heen andermans woorden levend hebben gehouden door ze aan anderen te vertellen, keer op keer, zodat het verhaal uiteindelijk aan iedereen zou toebehoren. In die rol als hedendaagse rapsode zou ik erkennen dat het verhaal dat ik vertel niet van mijzelf is, maar dat het als het ware door mij heen reist—door de concentratie van mijn ogen, de buiging van mijn stem, de warmte van mijn lichaam— om uiteindelijk bij de luisteraar terecht te komen.
Uitnodiging Leesfeest, editie 1
Ontwerp door Thomas&Jurgen



Maar dat was niet de afspraak. De afspraak was: we nemen allen een boek mee, en we lezen het, hier en daar afgewisseld met een slok wijn of een ongemakkelijke glimlach. Het eventuele delen van het verhaal komt na het lezen, niet tijdens, en dat delen zal hoogstwaarschijnlijk een indirecte lezing zijn, in de vorm van een nagesprek, een online review, een verjaardagscadeau. En hierin schuilt de paradox van het leesplezier. Het speelt zich af in stilte, een interne ervaring die we achteraf (mits we geraakt zijn) graag willen delen met de ander. Maar wat als die ander volledig onverschillig blijkt te zijn? 

Ik heb vandaag George Eliot’s ‘Middlemarch’ met me meegenomen. Een boek dat op verschillende manieren met mij gedeeld is. Door Zadie Smith in haar prachtige essays, door Ellen Deckwitz in de vermakelijke BoekenFM podcast, door mijn schoonmoeder, die het me jaren geleden cadeau deed voor kerst, en tegen wie ik nog niet heb durven vertellen dat ik het nog niet gelezen heb. Het boek dat dus al jaren in mijn leven is, maar die ik nog geen onderdeel heb gemaakt van mijn interne wereld. 

In voorbereiding voor deze inleiding, liet ik mijn oog over de boekenkast springen, waarna het bleef rusten op een boek dat ik ooit op een markt in Frankrijk kocht—het enige niet-Franstalige boek dat ik kon vinden op die markt. Een boek vol essays over leesplezier, waaronder een stuk van Gail Godwin, ‘What’s Really Going On’. Godwin beschrijft een interactie met haar advocaat, die net terug is van een reis door Europa met zijn vrouw. Op hun eerste dag in Barcelona leest deze vrouw Middlemarch uit, en kan ze over niets anders praten: haar man moest dit boek lezen. De advocaat had geen zin en zegt zoiets als “luister, ik heb daar toch helemaal geen tijd voor”, waarna zijn vrouw in huilen uitbarst. 
The Reader 
Federico Faruffini
c. 1865
Uit liefde voor haar, besluit hij het toch maar te lezen. Als hij het drie weken later in datzelfde Barcelona met tegenzin dichtslaat moet hij toegeven dat hij niet alleen iets over zichzelf geleerd had, maar ook over zijn vrouw, over hen samen. Het voelde alsof het boek hem had gelezen, alsof het verschillende laatjes in zijn ziel had geopend, ook al was er verder niets veranderd in zijn leven. Het boek waarin hij drie weken had geleefd, leefde nu verder in hem. 

Dat was alles wat hij erover te zeggen had, en wat Godwin vervolgens over hem te zeggen had. Na het lezen van deze lezing over deze leeservaring besloot ik, geheel onverwachts, dat het de juiste tijd was om Middlemarch in mij te laten huizen. Om er vervolgens oneindig over te praten en in huilen uit te barsten als mijn geliefde geen tijd blijkt te hebben voor Middlemarch (grapje, denk ik, we zullen zien). 

Met dit boek in de hand hoop ik twee dingen met jullie te delen vandaag. Allereerst, de stilte. Ten tweede, de hoop dat we allen op het punt staan een nieuw (of oud) boek in ons te laten huizen, boeken die we buiten deze zaal met ons mee zullen dragen, en die we wellicht ooit met iemand zullen delen—hier aan de bar, of in een nooit gelezen essay dat al die tijd op ons aan het wachten was. 
Middlemarch (Hardcover)
2000, Alba Editorial
Origineel gepubliceerd in 1870