
Eenenveertig brieven van de jonge kunstenaar (2014)
Book design and submission for Eenenveertig Brieven van de Jonge Kunstenaar (forty-one letters from the young artist), published in december 2015 by Pels & Kemper. Presentation at Printroom Rotterdam, edited by Roos van den Oetelaar en Renée Verberne.




Lief geweten (dat mijn altijd aanwezige schuldgevoel veroorzaakt),
ik schrijf je omdat schrijven het hoofd van een denker leeg kan maken. Als een wc-pot die doorgespoeld wordt. Mijn hoofd voelt als een wc-pot, die zich steeds weer vult met vuiligheden. Soms zo vies, dat ik er een beetje om moet gniffelen. In m’n eentje. Daarna volgt, dankzij het doorspoelen, het schijnbaar schone water. Het draagt de geur van wc-verfrisser. De geur van parfum na poep. Wat ik maak ontstaat door de opeenstapeling van deze vuiligheid en het uit zich vervolgens als schoonheid met een schijnheilig geurtje. Ik verbloem mijn misplaatste gedachten door er ‘iets moois’ van te maken. Het is eerst ingewikkeld en vuil, vervolgens ga ik eraan sleutelen tot er een beeld ontstaat. Door dit beeld als een ‘af’ product te presenteren, spoel ik de rest van de vuiligheid weg. De buitenwereld ziet daar dus niks meer van. Ze zien het werk van een ontwerper of kunstenaar die weet wat ze doet en waarom. Maar misschien ruiken ze als ze weglopen het kleine, vieze restje dat het werk van mij maakt. Dat zou ik fijn vinden, ook al verberg jij dat liever onder een walm van parfum.
Mensen (lees: normale mensen) zeggen vaak tegen me: knap zeg, dat je echt doet wat je leuk vindt! Ik knik dan, mompel iets over hoe kort het leven is en hoe moeilijk het in alle sectoren is om werk te vinden. Van binnen vermoord ik het woord leuk met veel stampij. Ik steek het in brand. Werk maken is niet leuk. Het is slopend, vies en soms zo stom. Maar dat is OK. Ik doe gewoon alsof het heel leuk is. Daar ben ik goed in. Dat weet jij.
Ik heb altijd gedacht dat het echte kunstenaarsleven zou komen na de academie. Tijdens de academie deed ik namelijk alsof. Ik was nog zoekende. Naar inspiratie, een cool imago en naar de echte ik. Mezelf al als kunstenaar of ontwerper beschouwen vond ik absurd. Ik zou me vast ‘echt’ gaan voelen als ik het diploma in mijn handen had. Dan zou ik eindelijk weten wie ik was en wat de richting was die perfect bij me zou passen. Dat ging allemaal spoedig gebeuren, in de nabije toekomst. Ondertussen zette ik mijn act (met succes) door, terwijl ik geen flauw idee had waar het zou eindigen en of ik ooit ontmaskerd zou worden. De toekomst lachte me inmiddels zo enthousiast toe dat ik er spontaan misselijk van werd. De docenten gaven met te hoge beoordelingen, ik werd genomineerd voor meerdere prijzen, ik had mijn undercover agentact te goed uitgevoerd. Ze zijn er niet eens achter gekomen dat ik het helemaal niet kon en geen idee had waar ik mee bezig was. Shit.
Inmiddels is de toekomst aangebroken. Of ja, bijna. De echte ‘ik’ heb ik helaas nog niet gevonden. In het afgelopen jaar maakte ik zo nu en dan een affiche voor de faam en een logo in ruil voor boodschappen. Daarnaast ben ik er achtergekomen dat je met je linkerhand het woord stewardess supersnel kan typen, heb ik mijn met-één-oog-scheel-kijkskills verbeterd en tot slot heb ik de atlas uitgelezen. Van achter naar voren, dat wel. En dat in een echt atelier waar ik de dagen slijt met mijn trouwe maat Roos, waarmee ik ook nog eens dit boek heb kunnen maken dat nadrukkelijk niet gaat over de toekomst maar over het nu. Samen hebben we in ons geheime lab geëxperimenteerd met video’s, installaties, en zo nu en dan een potje badminton. We doen dit onder de naam Wild&Thorny, want datgene wat we in het nu doen moet op z’n minst een beetje cool en internationaal klinken. Zodat ik in de toekomst daar om kan glimlachen. Als ik oud, wijs en tevreden ben. En als jij je een beetje gedeisd houdt.
De toekomst is zo dichtbij. Ik ben er gelukkig nog niet in terecht gekomen, want zodra ik in de toekomst ben beland moet alles wat ik maak echt goed zijn. Ik kan nu nog even rondzwemmen in mijn eigen vuiligheid, waarin de dingen nog niet helder zijn en dus niet in hokjes geplaatst kunnen worden. Ik wil nog niet iets zijn, maar nog steeds van alles worden. En in dat proces van worden, er toch ook helemaal zijn. Ik wil nog even de illusie hebben dat alles nog mogelijk is, zonder dat de medemens weet dat ik nog steeds zo zoekende ben. Maar misschien begint mijn undercoveract inmiddels doorzichtig te worden en moet ik vanaf nu gaan geloven in mijn eigen kunnen en accepteren dat een nuttig leven niet bestaat. Pas dan kan ik volledig aan de slag als een echte ontwerper of kunstenaar. Of in ieder geval als iemand die grip heeft op zijn eigen warrige gedachten en ze kan omzetten tot iets dat gelezen en herkend kan worden in normale-mensentaal zonder dat het zijn subtiele maar smerige luchtje verliest. Dat wil ik. Of ja, zoiets.
Maar eerst ga ik mijn sudoku oplossen en opzoeken waarom een endeldarm een endeldarm wordt genoemd. Daarna ga ik filmpjes bekijken van grote zeemonsters om mijn angsten onder ogen te komen. Het concept walvis vind ik namelijk zo fascinerend en gruwelijk dat het me dagelijks bezig houdt. Net zoals het idee dat alle dieren op de wereld uiteindelijk wraak op ons gaan nemen. Misschien dat ik, onder het mom van ‘hoe word ik sterk en fearless’, zelfs naar de nieuwe The Planet of the Apesfilm durf. Ik denk echter dat dit moment pas plaats gaat vinden in de toekomst. Maar die tijd gaat snel komen. Heus.
Nou, groetjes en tot snel (vrees ik),
Iris
p.s. sorry voor deze brief over poep en walvissen terwijl ik de kostbare tijd die het mee heeft gekost om daar over na te denken ook had kunnen besteden aan het redden van levens en het oplossen van ingewikkelde wiskundeformules, maarja.
ik schrijf je omdat schrijven het hoofd van een denker leeg kan maken. Als een wc-pot die doorgespoeld wordt. Mijn hoofd voelt als een wc-pot, die zich steeds weer vult met vuiligheden. Soms zo vies, dat ik er een beetje om moet gniffelen. In m’n eentje. Daarna volgt, dankzij het doorspoelen, het schijnbaar schone water. Het draagt de geur van wc-verfrisser. De geur van parfum na poep. Wat ik maak ontstaat door de opeenstapeling van deze vuiligheid en het uit zich vervolgens als schoonheid met een schijnheilig geurtje. Ik verbloem mijn misplaatste gedachten door er ‘iets moois’ van te maken. Het is eerst ingewikkeld en vuil, vervolgens ga ik eraan sleutelen tot er een beeld ontstaat. Door dit beeld als een ‘af’ product te presenteren, spoel ik de rest van de vuiligheid weg. De buitenwereld ziet daar dus niks meer van. Ze zien het werk van een ontwerper of kunstenaar die weet wat ze doet en waarom. Maar misschien ruiken ze als ze weglopen het kleine, vieze restje dat het werk van mij maakt. Dat zou ik fijn vinden, ook al verberg jij dat liever onder een walm van parfum.
Mensen (lees: normale mensen) zeggen vaak tegen me: knap zeg, dat je echt doet wat je leuk vindt! Ik knik dan, mompel iets over hoe kort het leven is en hoe moeilijk het in alle sectoren is om werk te vinden. Van binnen vermoord ik het woord leuk met veel stampij. Ik steek het in brand. Werk maken is niet leuk. Het is slopend, vies en soms zo stom. Maar dat is OK. Ik doe gewoon alsof het heel leuk is. Daar ben ik goed in. Dat weet jij.
Ik heb altijd gedacht dat het echte kunstenaarsleven zou komen na de academie. Tijdens de academie deed ik namelijk alsof. Ik was nog zoekende. Naar inspiratie, een cool imago en naar de echte ik. Mezelf al als kunstenaar of ontwerper beschouwen vond ik absurd. Ik zou me vast ‘echt’ gaan voelen als ik het diploma in mijn handen had. Dan zou ik eindelijk weten wie ik was en wat de richting was die perfect bij me zou passen. Dat ging allemaal spoedig gebeuren, in de nabije toekomst. Ondertussen zette ik mijn act (met succes) door, terwijl ik geen flauw idee had waar het zou eindigen en of ik ooit ontmaskerd zou worden. De toekomst lachte me inmiddels zo enthousiast toe dat ik er spontaan misselijk van werd. De docenten gaven met te hoge beoordelingen, ik werd genomineerd voor meerdere prijzen, ik had mijn undercover agentact te goed uitgevoerd. Ze zijn er niet eens achter gekomen dat ik het helemaal niet kon en geen idee had waar ik mee bezig was. Shit.
Inmiddels is de toekomst aangebroken. Of ja, bijna. De echte ‘ik’ heb ik helaas nog niet gevonden. In het afgelopen jaar maakte ik zo nu en dan een affiche voor de faam en een logo in ruil voor boodschappen. Daarnaast ben ik er achtergekomen dat je met je linkerhand het woord stewardess supersnel kan typen, heb ik mijn met-één-oog-scheel-kijkskills verbeterd en tot slot heb ik de atlas uitgelezen. Van achter naar voren, dat wel. En dat in een echt atelier waar ik de dagen slijt met mijn trouwe maat Roos, waarmee ik ook nog eens dit boek heb kunnen maken dat nadrukkelijk niet gaat over de toekomst maar over het nu. Samen hebben we in ons geheime lab geëxperimenteerd met video’s, installaties, en zo nu en dan een potje badminton. We doen dit onder de naam Wild&Thorny, want datgene wat we in het nu doen moet op z’n minst een beetje cool en internationaal klinken. Zodat ik in de toekomst daar om kan glimlachen. Als ik oud, wijs en tevreden ben. En als jij je een beetje gedeisd houdt.
De toekomst is zo dichtbij. Ik ben er gelukkig nog niet in terecht gekomen, want zodra ik in de toekomst ben beland moet alles wat ik maak echt goed zijn. Ik kan nu nog even rondzwemmen in mijn eigen vuiligheid, waarin de dingen nog niet helder zijn en dus niet in hokjes geplaatst kunnen worden. Ik wil nog niet iets zijn, maar nog steeds van alles worden. En in dat proces van worden, er toch ook helemaal zijn. Ik wil nog even de illusie hebben dat alles nog mogelijk is, zonder dat de medemens weet dat ik nog steeds zo zoekende ben. Maar misschien begint mijn undercoveract inmiddels doorzichtig te worden en moet ik vanaf nu gaan geloven in mijn eigen kunnen en accepteren dat een nuttig leven niet bestaat. Pas dan kan ik volledig aan de slag als een echte ontwerper of kunstenaar. Of in ieder geval als iemand die grip heeft op zijn eigen warrige gedachten en ze kan omzetten tot iets dat gelezen en herkend kan worden in normale-mensentaal zonder dat het zijn subtiele maar smerige luchtje verliest. Dat wil ik. Of ja, zoiets.
Maar eerst ga ik mijn sudoku oplossen en opzoeken waarom een endeldarm een endeldarm wordt genoemd. Daarna ga ik filmpjes bekijken van grote zeemonsters om mijn angsten onder ogen te komen. Het concept walvis vind ik namelijk zo fascinerend en gruwelijk dat het me dagelijks bezig houdt. Net zoals het idee dat alle dieren op de wereld uiteindelijk wraak op ons gaan nemen. Misschien dat ik, onder het mom van ‘hoe word ik sterk en fearless’, zelfs naar de nieuwe The Planet of the Apesfilm durf. Ik denk echter dat dit moment pas plaats gaat vinden in de toekomst. Maar die tijd gaat snel komen. Heus.
Nou, groetjes en tot snel (vrees ik),
Iris
p.s. sorry voor deze brief over poep en walvissen terwijl ik de kostbare tijd die het mee heeft gekost om daar over na te denken ook had kunnen besteden aan het redden van levens en het oplossen van ingewikkelde wiskundeformules, maarja.

